Direct een advocaat nodig? Bel: +31 10 220 44 00

Of e-mail en ontvang binnen 24 uur een antwoord

Header mvo 1 scaled

Nieuws

De haij & van der wende advocaten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Het zwaarwegend belang: het concurrentiebeding onder de loep 🔎

Concurrentiebeding contract

Recent heeft de rechtbank Midden-Nederland nog weer eens het zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding benadrukt. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldeed aan de motiveringsplicht.

Een werkgever moet bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd duidelijk en specifiek onderbouwen waarom een concurrentiebeding, een relatiebeding of een anti-ronselbeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. Een algemene opsomming die voor iedere onderneming kan gelden, is daarvoor in beginsel niet voldoende.  Waar moet de motivering dan onder meer aan voldoen? De kantonrechter geeft aan dat het moet gaan om:

  • het belang van werkgever bij de instandhouding van het beding;
  • het beding moet echt zijn gericht op de functie van die werknemer en de werkzaamheden binnen die functie;
  • de specifiek te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en ervaring van werkgever moet worden vermeld, waarmee het bedrijfsdebiet van werkgever daadwerkelijk in gevaar komt als werknemer zich niet aan het beding houdt.

In deze zaak was het concurrentiebeding gebaseerd op een algemene opsomming van belangen zonder specifieke afweging met betrekking tot de functie en werkzaamheden van de werknemer. De kantonrechter benadrukte dat een concreet verband met zwaarwegende bedrijfsbelangen nodig is om dergelijk beding te rechtvaardigen. Het bedrijfsdebiet van de werkgever moet dus daadwerkelijk in gevaar zijn als de ex-werknemer bij een concurrent in dienst treedt. In onderhavige zaak had werkgever dus niet voldaan aan haar motiveringsplicht, aangezien niet is gebleken van een aantasting van het commerciële bedrijfsdebiet van werkgever. Hierdoor was het beding nietig.

Let er dus goed op dat er een verschil is in het rechtsgevolg. Als het beding goed is gemotiveerd en het bovenstaande erin is vermeld, maar een kantonrechter overweegt dat de belangen van een werknemer zwaarder wegen bij het niet in stand houden van het beding, dan de belangen van werkgever bij de instandhouding, dan is het beding (geheel of gedeeltelijk) vernietigbaar. Daar moet een werknemer een beroep op doen. Als het beding niet goed is gemotiveerd en daarmee feitelijk niet aan de vereisten voldoet, dan is het beding nietig en dus niet rechtsgeldig.

Het zwaarwegende belang is voor nu alleen van toepassing bij een concurrentie-, relatie en/of anti-ronselbeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hier wil de overheid verandering in brengen. Met het wetsvoorstel Modernisering van het concurrentiebeding wil de overheid onder andere:

  • de duur van het concurrentiebeding beperken;
  • het opnemen van een geografisch bereik wordt verplicht;
  • een vergoeding voor werknemers die gehouden worden aan het beding; en
  • Het zwaarwegend bedrijfs- en of dienstbelang voor het beding moet worden gemotiveerd in alle arbeidsovereenkomsten. Dit geldt dan dus zowel voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde – en onbepaalde tijd.

Deze veranderingen hebben als doel het evenwicht te verbeteren: werkgevers moeten hun bedrijfsbelangen beschermen, maar werknemers moeten ook de vrijheid hebben om hun carrière voort te zetten.

Dit wetsvoorstel ligt nu op de plank voor januari 2026, dus u heeft nog  even de tijd om eens goed te kijken naar uw concurrentiebeding, relatiebeding en/of anti-ronselbeding en vergeet daarbij vooral het zwaarwegende bedrijfsbelang niet.

Mocht u twijfelen of uw concurrentiebeding, relatiebeding en/of anti-ronselbeding juridisch houdbaar is. Neem dan contact op met Dennis Oud, Tessa Sipkema, Tim van Riel of Elke Hofman-Bijvank.

U vind de link naar de uitspraak hier.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Het vereenvoudigde bewijsrecht is van toepassing sinds 1 januari 2025 ⚖️

Vrouwe Justitia

Per 1 januari jl. is een nieuwe wet ingegaan om het bewijsrecht in civiele procedures te vereenvoudigen en te moderniseren (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht). Het bewijsrecht is ervoor zodat partijen in civiele procedures hun stellingen bij dagvaarding, verweer of andere stukken kunnen onderbouwen. Dit kan onder andere door schriftelijke stukken, deskundigenrapporten of getuigenverklaringen in te leveren. Het vernieuwde bewijsrecht kan in verschillende onderwerpen worden toegelicht. Het nieuwe bewijsrecht is van toepassing op procedures die ná 1 januari 2025 worden gestart. Maar wat is er nu precies veranderd vanaf 1 januari? De belangrijkste veranderingen zullen hier kort worden uiteengezet.

Voorlopige bewijsverrichtingen

Dankzij de nieuwe wet wordt het mogelijk gemaakt dat partijen voorafgaand aan de procedure (dit kan zelfs voordat de zaak is ingeschreven op de rol) de rechter kunnen verzoeken om meerdere bewijsverrichtingen te bevelen. Eerder moest er voor iedere bewijsverrichting een apart verzoek worden ingediend, bijvoorbeeld als een partij deskundigen wilde horen of tot inzage van bepaalde documenten. Om de efficiëntie te vergroten zorgt art. 197 Rv-nieuw ervoor dat de verzoeken gecombineerd kunnen worden. Indien je dus een deskundige wil horen en inzage wil van documenten, kan dat in één verzoek.

Inzagerecht

De nieuwe wet zorgt ervoor dat het inzagerecht wordt verduidelijkt door de wet aan te vullen. Eerder was tussenkomst van een rechter noodzakelijk om stukken in te zien. Partijen kunnen nu zonder tussenkomst van een rechter ook aanspraak maken op de inhoud van verschillende documenten. Daarnaast is het vanaf 1 januari mogelijk om het inzagerecht toe te passen wanneer stukken bij derden liggen die geen partij zijn bij het geschil.

Getuigen- en deskundigenbewijs

Op de beperking van de bewijslast in het geval van partijgetuigen bestaat al langere tijd kritiek. Dit ziet voornamelijk op het feit dat eerder een verklaring van een partij op wie de bewijslast rust geen bewijs in haar voordeel kon opleveren, tenzij deze aanvulling onvolledig bewijs probeerde aan te vullen. De nieuwe wet beoogt dit weg te nemen om deze beperking af te schaffen. Verklaringen die een partij ter zitting heeft gedaan kunnen vanaf 1 januari aan het vrije oordeel van de rechter worden toevertrouwd. 

Rol van de rechter

In de praktijk was de rechter al vrij actief in het kader van waarheidsvinding. Dit uitte zich bijvoorbeeld in het feit dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling mogelijke argumenten met partijen mocht bespreken en daarbij het debat actief bij sturen. Dit werd dus eigenlijk altijd al gedaan, maar deze actieve rol van de rechter wordt nu ook daadwerkelijk gecodificeerd. Zo staat er nu in de wet dat de rechter actief met partijen hun vordering, verzoek of verweer mag bespreken.

Conservatoir bewijsbeslag en proces-verbaal.

Uit de jurisprudentie bleek al eerder dat het mogelijk was dat een partij bewijs veilig kon stellen door de deurwaarder conservatoir bewijsbeslag te leggen. Eerder was dit alleen wettelijk geregeld voor IE-zaken. Verder kan er worden verzocht dat de deurwaarder een proces-verbaal kan opstellen om een objectieve beschrijving te geven van de feiten en omstandigheden die de deurwaarder aantreft. Dit wordt gezien als een authentieke akte en heeft daardoor dwingende bewijskracht. De rechter dient dus af te gaan op dit proces-verbaal.

Dit is een korte samenvatting van de nieuwe wetswijziging die vanaf 1 januari 2025 geldig is in Nederland voor civiele procedures. Heeft u een vraag met betrekking tot het bewijsrecht of wilt u advies over een (civiele) procedure die u heeft, neem dan contact met ons op.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen versturen via de elektronische weg: mag dat?📧

Ingebrekestelling mail 2

Als een bestuursorgaan zich niet houdt aan de wettelijke beslistermijn, en dus niet op tijd een besluit neemt, kan een burger of bedrijf zich daartegen verzetten. Er kan dan een beroep wegens niet tijdig beslissen worden gedaan bij de rechtbank. De rechtbank moet dan beoordelen of het bestuursorgaan schadevergoeding moet betalen aan de burger en, nog belangrijker, stelt dan ook een termijn voor het alsnog nemen van het besluit.

Voordat zo’n beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden gedaan, moet het bestuursorgaan eerst in gebreke worden gesteld. Dit betekent dat de burger het bestuursorgaan moet laten weten dat het besluit te laat is genomen en vorderen dat het bestuursorgaan alsnog binnen een redelijke termijn (meestal twee weken) een beslissing neemt. Doet de burger dat niet, dan zal het beroep wegens niet tijdig beslissen geen kans van slagen hebben.

Op grond van de wet (artikel 6:12 lid 2 aanhef en onder b Awb) moet zo’n ingebrekestelling in beginsel per post worden ingediend. De vraag die aan de orde was in de uitspraak die in dit blog wordt besproken, is of het ook voldoende is om de ingebrekestelling op elektronische wijze in te dienen.

In haar uitspraak van 18 december 2024 heeft de Afdeling als volgt geoordeeld. Hoewel een ingebrekestelling in beginsel per post moet worden ingediend, kan dit ook langs elektronische weg, zoals per e-mail, worden gedaan. Artikel 2:15 lid 1 Awb stelt hierbij wel de voorwaarde dat het bestuursorgaan die elektronische weg moet hebben opengesteld. Met openstellen bedoelt de Afdeling dat het bestuursorgaan de elektronische weg moet hebben opengesteld voor de aanvraag. Als de elektronische weg dus is opengesteld voor een aanvraag, staat deze ook open voor een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen op die aanvraag.

Wat betekent dit in de praktijk? Als u opmerkt dat het bestuursorgaan de beslistermijn overschrijdt en u hier actie tegen wil ondernemen, moet u goed weten welke stappen u moet zetten. U moet in beginsel starten met het versturen van een ingebrekestelling. Pas daarna kunt u bij de rechtbank beroep wegens niet tijdig beslissen aanhangig maken.

Heeft u vragen over een ingebrekestelling of een beroep wegens niet tijdig beslissen? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vind de link naar de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Overgaan van en herstelsanctie op de rechtsopvolger: ook mogelijk als rechtsopvolger hier geen kenns van had

Huurcontract II

Herstelsancties, zoals een last onder dwangsom, worden opgelegd aan een overtreder om de toegestane of legale situatie weer te herstellen. Als een overtreder bijvoorbeeld een gebouw gebruikt voor de verhuur van opslagunits, zonder hiervoor een vergunning te hebben, kan een last onder dwangsom worden opgelegd om dit gebruik te stoppen en de legale/toegestane situatie weer te herstellen. Wat nu als degene aan wie de last onder dwangsom is opgelegd, niet meer aangesproken kan worden voor die overtreding, bijvoorbeeld omdat hij niet meer de eigenaar is van het perceel, of omdat hij is overleden. De last onder dwangsom kan dan overgaan op de rechtsopvolger van de overtreder. De rechtsopvolger is degene die het perceel koopt van de overtreder, maar dit kunnen ook de erven van de overtreder zijn. Kan de last onder dwangsom zomaar overgaan op die rechtsopvolger, als hij/zij hiervan geen weet heeft?

Dit vraagstuk moest de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordelen in haar uitspraak van 20 november 2024. In deze zaak had het college aan de uitbater van een café een last onder dwangsom opgelegd vanwege overschrijding van de geluidsnormen. Omwonenden hadden namelijk veel last van geluidsoverlast. In haar besluit had het college ook expliciet aangegeven dat de last ook zou gelden voor de rechtsopvolger. Het café werd verkocht en de nieuwe eigenaar ging onder een nieuwe naam verder. Het college constateerde dat de nieuwe eigenaar de last meerdere malen had overtreden en ging over tot invordering van de verbeurde dwangsommen. De nieuwe eigenaar was het hier niet mee eens, omdat hij stelde geen kennis te hebben van de eerder opgelegde last onder dwangsom. De Afdeling oordeelde dat voor het antwoord op de vraag of de nieuwe eigenaar als rechtsopvolger kon worden aangemerkt, niet bepalend was of de nieuwe eigenaar op de hoogte was van de last onder dwangsom toen hij het café kocht en ging exploiteren. Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de nieuwe eigenaar deze informatie ook had kunnen vinden in het gemeentelijke beperkingenregister. 

Dit betekent dus dat u als rechtsopvolger kan worden geconfronteerd met aan uw voorganger opgelegde herstelsancties, ook als u hier geen weet van had. Let op: die overgang op de rechtsopvolger moet dan wel expliciet worden genoemd in het besluit van het bestuursorgaan.

Mogelijk zijn er wel verhaalsmogelijkheden op de vorige eigenaar, maar dat is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ook hierin kunnen wij u bijstaan.

Bent u geconfronteerd met een herstelsanctie en bent u op zoek naar bijstand in de bezwaar- en beroepsprocedure? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vind de link van de uitspraak van de Raad van State hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Geknipt voor een arbeidsovereenkomst?✂️

Geknipt voor arbeidsovk

Recentelijk heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan, waaruit weer duidelijk blijkt dat partijen moeten kijken naar de feitelijke situatie en niet zo zeer naar wat er (niet) op papier staat. Deze zaak ging over een kapster die door haar werkgever als zzp’er werd gezien, omdat zij (nog) geen schriftelijke arbeidsovereenkomst hadden, maar die volgens de kantonrechter toch als een werkneemster werd gezien.

Wat was er in deze zaak aan de hand? Partijen hebben in deze zaak met elkaar gesproken over het opstellen van een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Ze hadden echter geen overeenstemming over de voorwaarden bereikt. Een paar maanden later vraagt de (moeder van de) kapster aan de kapsalon om de arbeidsovereenkomst en de loonstroken, zodat zij duidelijkheid heeft over de vakantiedagen en het vakantiegeld. De salonhouder geeft aan dat zolang de kapster geen akkoord geeft op de arbeidsovereenkomst, zij als zzp’er wordt gezien en de kapsalon dus ook geen loonheffing hoeft af te dragen. Vervolgens heeft de kapster zich ziek gemeld, wat door de salonhouder als een opzegging van de arbeidsovereenkomst werd beschouwd. De kapster stelt zich op het standpunt dat er niet mag worden opgezegd, omdat zij ziek is en sprake is van een opzegverbod.

Waarom oordeelt de kantonrechter dat de kapster een werkneemster is? De salonhouder gaf aan welke werkzaamheden de kapster moest verrichten, waarbij de kapster ook steeds begeleiding nodig had omdat zij het werk niet zelfstandig kon doen. Dit duidt op een gezagsverhouding. Daarnaast stuurde de kapster geen facturen, hanteerde zij geen eigen uurtarief  en was zij niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Zij gaf haar gewerkte uren door, waarna uitbetaling volgde. De kapster ontving dus loon en verrichte arbeid onder gezag gedurende een zekere tijd. Kortom, aan alle vereisten voor een arbeidsovereenkomst uit artikel 7:610 BW was voldaan.

Wat was minder van belang? Dat de salonhouder geen werkgeverspremies heeft ingehouden doet volgens de kantonrechter onvoldoende af aan het feit dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook dat de kapster zelf via whatsapp heeft aangegeven dat zij het liefst ‘alles als zzp’er doet’, maakt dus niet uit. Het belangrijkste is dat er gekeken moet worden naar de feitelijke situatie.

Wat was het gevolg? De salonhouder mocht de arbeidsovereenkomst niet opzeggen in verband met het opzegverbod tijdens ziekte en moet de kapster dus re-integreren en daarna weer aan het werk houden. Bovendien komt de algemeen verbindend verklaarde kappers-cao om de hoek kijken en heeft de kapster in ieder geval het eerste ziektejaar recht op 100% doorbetaling van loon inclusief vakantietoeslag conform de cao.

Heeft u vragen over of de zzp’ers die u heeft ingeschakeld niet feitelijk verkapte werknemers zijn of wilt u de afspraken met deze zzp’ers duidelijker op papier vastleggen? Neem dan contact op met Dennis Oud, Tessa Sipkema, Elke Hofman-Bijvank of Tim van Riel.

U vindt de link van de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Bestuursorgaan verstuurt besluit, maar burger ontvangt het stuk niet: wie heeft bewijslast?

Vergunningsaanvraag

Zowel in de jurisprudentie als in de praktijk is er vaak discussie over: het bestuursorgaan verstuurt een besluit per post, maar de burger stelt niets te hebben ontvangen. Wanneer de burger een besluit niet ontvangt, kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Daarom wordt hier in de rechtspraak vaak over geprocedeerd. Zo ook in de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2024.

In deze zaak had eiser een vergunningaanvraag ingediend voor het vervangen van dakpannen en geveldelen van gebouwen op zijn perceel. De aanvraag was echter niet compleet en het college verzocht daarom om aanvullende gegevens. Eiser verzond die aanvullende gegevens niet binnen de hiervoor gestelde termijn en het college heeft de vergunningaanvraag daarom buiten behandeling gesteld. Eiser stelde dit besluit nooit te hebben ontvangen en meende zelfs dat de omgevingsvergunning van rechtswege was verleend, omdat het college na twee jaar nog geen besluit had genomen. Het college ging hier niet in mee en eiser ging in bezwaar tegen het besluit tot buiten behandeling stelling én tegen het besluit tot weigering van publicatie van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft het bezwaar voor het eerstgenoemde deel niet-ontvankelijk verklaard en verder ongegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het daartegen ingestelde beroep ongegrond.

De Afdeling moest nu beoordelen of het college de vergunningaanvraag daadwerkelijk buiten behandeling had gesteld, althans of zij dit besluit had verstuurd aan eiser.

Vast stond dat het college de brief niet per aangetekende post had verstuurd. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het college in dat geval aannemelijk moet maken dat de brief is verzonden. Het is dan al voldoende als het college aannemelijk maakt dat de brief naar het juiste adres is verzonden, door aan te tonen dat de brief is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Eiser moet dit juist ontkrachten en de ontvangst van de brief betwisten. In deze zaak had het college aannemelijk gemaakt dat de brief was verstuurd en kon eiser dit onvoldoende ontkrachten of betwisten.

Voor de praktijk betekent dit dat u zelf goed de termijnen in de gaten moet houden en, belangrijker nog, goed contact moet onderhouden met de gemeente en niet af moet wachten. Wanneer u hierbij hulp nodig heeft in een bezwaar- of beroepsprocedure, kunt u contact opnemen met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vindt de link van de uitspraak van de Raad van State hier

Blijf juridisch op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief