Direct een advocaat nodig? Bel: +31 10 220 44 00

Of e-mail en ontvang binnen 24 uur een antwoord

Header mvo 1 scaled

Nieuws

De haij & van der wende advocaten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen versturen via de elektronische weg: mag dat?📧

Ingebrekestelling mail 2

Als een bestuursorgaan zich niet houdt aan de wettelijke beslistermijn, en dus niet op tijd een besluit neemt, kan een burger of bedrijf zich daartegen verzetten. Er kan dan een beroep wegens niet tijdig beslissen worden gedaan bij de rechtbank. De rechtbank moet dan beoordelen of het bestuursorgaan schadevergoeding moet betalen aan de burger en, nog belangrijker, stelt dan ook een termijn voor het alsnog nemen van het besluit.

Voordat zo’n beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden gedaan, moet het bestuursorgaan eerst in gebreke worden gesteld. Dit betekent dat de burger het bestuursorgaan moet laten weten dat het besluit te laat is genomen en vorderen dat het bestuursorgaan alsnog binnen een redelijke termijn (meestal twee weken) een beslissing neemt. Doet de burger dat niet, dan zal het beroep wegens niet tijdig beslissen geen kans van slagen hebben.

Op grond van de wet (artikel 6:12 lid 2 aanhef en onder b Awb) moet zo’n ingebrekestelling in beginsel per post worden ingediend. De vraag die aan de orde was in de uitspraak die in dit blog wordt besproken, is of het ook voldoende is om de ingebrekestelling op elektronische wijze in te dienen.

In haar uitspraak van 18 december 2024 heeft de Afdeling als volgt geoordeeld. Hoewel een ingebrekestelling in beginsel per post moet worden ingediend, kan dit ook langs elektronische weg, zoals per e-mail, worden gedaan. Artikel 2:15 lid 1 Awb stelt hierbij wel de voorwaarde dat het bestuursorgaan die elektronische weg moet hebben opengesteld. Met openstellen bedoelt de Afdeling dat het bestuursorgaan de elektronische weg moet hebben opengesteld voor de aanvraag. Als de elektronische weg dus is opengesteld voor een aanvraag, staat deze ook open voor een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen op die aanvraag.

Wat betekent dit in de praktijk? Als u opmerkt dat het bestuursorgaan de beslistermijn overschrijdt en u hier actie tegen wil ondernemen, moet u goed weten welke stappen u moet zetten. U moet in beginsel starten met het versturen van een ingebrekestelling. Pas daarna kunt u bij de rechtbank beroep wegens niet tijdig beslissen aanhangig maken.

Heeft u vragen over een ingebrekestelling of een beroep wegens niet tijdig beslissen? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vind de link naar de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Overgaan van en herstelsanctie op de rechtsopvolger: ook mogelijk als rechtsopvolger hier geen kenns van had

Huurcontract II

Herstelsancties, zoals een last onder dwangsom, worden opgelegd aan een overtreder om de toegestane of legale situatie weer te herstellen. Als een overtreder bijvoorbeeld een gebouw gebruikt voor de verhuur van opslagunits, zonder hiervoor een vergunning te hebben, kan een last onder dwangsom worden opgelegd om dit gebruik te stoppen en de legale/toegestane situatie weer te herstellen. Wat nu als degene aan wie de last onder dwangsom is opgelegd, niet meer aangesproken kan worden voor die overtreding, bijvoorbeeld omdat hij niet meer de eigenaar is van het perceel, of omdat hij is overleden. De last onder dwangsom kan dan overgaan op de rechtsopvolger van de overtreder. De rechtsopvolger is degene die het perceel koopt van de overtreder, maar dit kunnen ook de erven van de overtreder zijn. Kan de last onder dwangsom zomaar overgaan op die rechtsopvolger, als hij/zij hiervan geen weet heeft?

Dit vraagstuk moest de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordelen in haar uitspraak van 20 november 2024. In deze zaak had het college aan de uitbater van een café een last onder dwangsom opgelegd vanwege overschrijding van de geluidsnormen. Omwonenden hadden namelijk veel last van geluidsoverlast. In haar besluit had het college ook expliciet aangegeven dat de last ook zou gelden voor de rechtsopvolger. Het café werd verkocht en de nieuwe eigenaar ging onder een nieuwe naam verder. Het college constateerde dat de nieuwe eigenaar de last meerdere malen had overtreden en ging over tot invordering van de verbeurde dwangsommen. De nieuwe eigenaar was het hier niet mee eens, omdat hij stelde geen kennis te hebben van de eerder opgelegde last onder dwangsom. De Afdeling oordeelde dat voor het antwoord op de vraag of de nieuwe eigenaar als rechtsopvolger kon worden aangemerkt, niet bepalend was of de nieuwe eigenaar op de hoogte was van de last onder dwangsom toen hij het café kocht en ging exploiteren. Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de nieuwe eigenaar deze informatie ook had kunnen vinden in het gemeentelijke beperkingenregister. 

Dit betekent dus dat u als rechtsopvolger kan worden geconfronteerd met aan uw voorganger opgelegde herstelsancties, ook als u hier geen weet van had. Let op: die overgang op de rechtsopvolger moet dan wel expliciet worden genoemd in het besluit van het bestuursorgaan.

Mogelijk zijn er wel verhaalsmogelijkheden op de vorige eigenaar, maar dat is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ook hierin kunnen wij u bijstaan.

Bent u geconfronteerd met een herstelsanctie en bent u op zoek naar bijstand in de bezwaar- en beroepsprocedure? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vind de link van de uitspraak van de Raad van State hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Geknipt voor een arbeidsovereenkomst?✂️

Geknipt voor arbeidsovk

Recentelijk heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan, waaruit weer duidelijk blijkt dat partijen moeten kijken naar de feitelijke situatie en niet zo zeer naar wat er (niet) op papier staat. Deze zaak ging over een kapster die door haar werkgever als zzp’er werd gezien, omdat zij (nog) geen schriftelijke arbeidsovereenkomst hadden, maar die volgens de kantonrechter toch als een werkneemster werd gezien.

Wat was er in deze zaak aan de hand? Partijen hebben in deze zaak met elkaar gesproken over het opstellen van een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Ze hadden echter geen overeenstemming over de voorwaarden bereikt. Een paar maanden later vraagt de (moeder van de) kapster aan de kapsalon om de arbeidsovereenkomst en de loonstroken, zodat zij duidelijkheid heeft over de vakantiedagen en het vakantiegeld. De salonhouder geeft aan dat zolang de kapster geen akkoord geeft op de arbeidsovereenkomst, zij als zzp’er wordt gezien en de kapsalon dus ook geen loonheffing hoeft af te dragen. Vervolgens heeft de kapster zich ziek gemeld, wat door de salonhouder als een opzegging van de arbeidsovereenkomst werd beschouwd. De kapster stelt zich op het standpunt dat er niet mag worden opgezegd, omdat zij ziek is en sprake is van een opzegverbod.

Waarom oordeelt de kantonrechter dat de kapster een werkneemster is? De salonhouder gaf aan welke werkzaamheden de kapster moest verrichten, waarbij de kapster ook steeds begeleiding nodig had omdat zij het werk niet zelfstandig kon doen. Dit duidt op een gezagsverhouding. Daarnaast stuurde de kapster geen facturen, hanteerde zij geen eigen uurtarief  en was zij niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Zij gaf haar gewerkte uren door, waarna uitbetaling volgde. De kapster ontving dus loon en verrichte arbeid onder gezag gedurende een zekere tijd. Kortom, aan alle vereisten voor een arbeidsovereenkomst uit artikel 7:610 BW was voldaan.

Wat was minder van belang? Dat de salonhouder geen werkgeverspremies heeft ingehouden doet volgens de kantonrechter onvoldoende af aan het feit dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook dat de kapster zelf via whatsapp heeft aangegeven dat zij het liefst ‘alles als zzp’er doet’, maakt dus niet uit. Het belangrijkste is dat er gekeken moet worden naar de feitelijke situatie.

Wat was het gevolg? De salonhouder mocht de arbeidsovereenkomst niet opzeggen in verband met het opzegverbod tijdens ziekte en moet de kapster dus re-integreren en daarna weer aan het werk houden. Bovendien komt de algemeen verbindend verklaarde kappers-cao om de hoek kijken en heeft de kapster in ieder geval het eerste ziektejaar recht op 100% doorbetaling van loon inclusief vakantietoeslag conform de cao.

Heeft u vragen over of de zzp’ers die u heeft ingeschakeld niet feitelijk verkapte werknemers zijn of wilt u de afspraken met deze zzp’ers duidelijker op papier vastleggen? Neem dan contact op met Dennis Oud, Tessa Sipkema, Elke Hofman-Bijvank of Tim van Riel.

U vindt de link van de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Bestuursorgaan verstuurt besluit, maar burger ontvangt het stuk niet: wie heeft bewijslast?

Vergunningsaanvraag

Zowel in de jurisprudentie als in de praktijk is er vaak discussie over: het bestuursorgaan verstuurt een besluit per post, maar de burger stelt niets te hebben ontvangen. Wanneer de burger een besluit niet ontvangt, kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Daarom wordt hier in de rechtspraak vaak over geprocedeerd. Zo ook in de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2024.

In deze zaak had eiser een vergunningaanvraag ingediend voor het vervangen van dakpannen en geveldelen van gebouwen op zijn perceel. De aanvraag was echter niet compleet en het college verzocht daarom om aanvullende gegevens. Eiser verzond die aanvullende gegevens niet binnen de hiervoor gestelde termijn en het college heeft de vergunningaanvraag daarom buiten behandeling gesteld. Eiser stelde dit besluit nooit te hebben ontvangen en meende zelfs dat de omgevingsvergunning van rechtswege was verleend, omdat het college na twee jaar nog geen besluit had genomen. Het college ging hier niet in mee en eiser ging in bezwaar tegen het besluit tot buiten behandeling stelling én tegen het besluit tot weigering van publicatie van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft het bezwaar voor het eerstgenoemde deel niet-ontvankelijk verklaard en verder ongegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het daartegen ingestelde beroep ongegrond.

De Afdeling moest nu beoordelen of het college de vergunningaanvraag daadwerkelijk buiten behandeling had gesteld, althans of zij dit besluit had verstuurd aan eiser.

Vast stond dat het college de brief niet per aangetekende post had verstuurd. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het college in dat geval aannemelijk moet maken dat de brief is verzonden. Het is dan al voldoende als het college aannemelijk maakt dat de brief naar het juiste adres is verzonden, door aan te tonen dat de brief is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Eiser moet dit juist ontkrachten en de ontvangst van de brief betwisten. In deze zaak had het college aannemelijk gemaakt dat de brief was verstuurd en kon eiser dit onvoldoende ontkrachten of betwisten.

Voor de praktijk betekent dit dat u zelf goed de termijnen in de gaten moet houden en, belangrijker nog, goed contact moet onderhouden met de gemeente en niet af moet wachten. Wanneer u hierbij hulp nodig heeft in een bezwaar- of beroepsprocedure, kunt u contact opnemen met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vindt de link van de uitspraak van de Raad van State hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Beroep op vetorecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?

Vetorecht

Het vetorecht is een recht dat onlosmakelijk is verbonden met een vorm van democratische controle. Het veto bestaat al zo lang dat het helemaal terug dateert naar de Romeinse Republiek, waar de Romeinse tribunen (volksvertegenwoordiging) de senatoren in het gareel konden houden (leuk historisch feitje om uit te zoeken tijdens de Kerst).

Een essentiële toevoeging om de minderheid toch een vorm van controle te geven; iets wat vandaag de dag bijvoorbeeld terug te zien is in aandeelhoudersovereenkomsten en ook centraal staat in een interessante uitspraak van 5 november 2024. Door het vetorecht kunnen in beginsel de minderheidsaandeelhouders toch bepaalde besluiten tegengaan zonder dat er een meerderheid is vereist. De rechtbank oordeelde in de onderhavige uitspraak dat een beroep op een vetorecht in sommige omstandigheden op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.

Ter informatie vooraf: grofweg gezegd is een “gewone” meerderheid 50+1, een “gekwalificeerde” meerderheid is dan een afwijking daarvan, bijvoorbeeld  een 2/3 (66,67%) aantal van de stemmen of 4/5 (80%) van de stemmen (met eventueel nog andere voorwaarden).

In de uitspraak waren de minderheidsaandeelhouders van de onderneming StudyPortals VOC en Keen het niet eens met het besluit van de gekwalificeerde meerderheid van de aandeelhouders tot uitkering van de vrije reserves aan de aandeelhouders. In de aandeelhoudersovereenkomst stond namelijk een bepaling opgenomen dat besluiten geldig konden worden genomen aan de hand van een gekwalificeerde meerderheid, maar dat in sommige gevallen instemming van VOC en Keen is vereist om te tellen als een geldig besluit. Dit betrof onder andere besluiten met betrekking tot de uitkeringen aan de aandeelhouders. De bepaling dat VOC en Keen moesten instemmen met dergelijke besluiten, hield feitelijk in dat zij een vetorecht hadden binnen de aandeelhoudersvergadering.  

Wat gebeurde er nu concreet in deze zaak? De gekwalificeerde meerderheid van de aandeelhouders stemde voor het uitkeren van vrije reserves aan de aandeelhouders. De uitkering betrof een bedrag van € 4,5 miljoen. Deze uitkering is enkele dagen na het besluit daadwerkelijk uitgekeerd, terwijl VOC en Keen nadrukkelijk tegen dit besluit stemden en een vetorecht hadden. VOC en Keen hebben zich daarna tot de voorzieningenrechter gericht om de uitkering zo snel mogelijk terug te draaien en een uitdrukkelijk verbod toe te kennen dat er geen uitkeringen kunnen worden gedaan, zolang zij niet instemmen. VOC en Keen waren namelijk van mening dat deze vrije reserves moesten worden gebruikt voor eventuele overnames of andere grote financiële projecten in overeenstemming met de doelstellingen van StudyPortals.

De voorzieningenrechter stelt eerst vast dat het besluit rechtsgeldig was genomen, omdat er sprake was van een gekwalificeerde meerderheid. De vraag is echter in hoeverre VOC en Keen nakoming kunnen vorderen van de aandeelhoudersovereenkomst. Het verweer dat op deze eis wordt gevoerd ziet onder andere op het feit dat het beroep op het vetorecht door VOC en Keen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar dient te worden beschouwd. De rechter gaat hierin mee.

De overwegingen van de rechter zien voornamelijk op het feit dat StudyPortals sinds 2015 geen uitkeringen meer heeft gedaan aan de aandeelhouders, maar wel al jaren winst maakt. De rechter haalt daarbij het punt aan dat volgens vaste rechtspraak het uitgangspunt is dat de winst aan de aandeelhouders moet worden uitgekeerd, tenzij dit in strijd is met het belang van de vennootschap. Een beleid waarbij de reserves onnodig en voor een aanzienlijke tijd worden vast gehouden, is in beginsel ook niet gerechtvaardigd. Wanneer er wordt gekeken naar de partijbedoelingen tijdens het sluiten van de aandeelhoudersovereenkomst, komt niet uitdrukkelijk naar voren dat de aandeelhouders van dit uitgangspunt wilden afwijken met betrekking tot het vetorecht voor VOC en Keen. Er wordt een belangenafweging gemaakt door de rechter, waarbij het belang van het uitkeren van de winst groter is dan het behouden van een dwangmiddel van VOC en Keen om de winst te gebruiken voor overnames e.d.. Mocht deze discussie zich in de toekomst voordoen, zal er dus weer een belangenafweging gemaakt moeten worden om te bepalen of het veto rechtmatig is.

Het vetorecht is al met al geen absoluut middel om als minderheidsaandeelhouder je stempel te kunnen drukken. Al is dit natuurlijk enkel van toepassing wanneer dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in het belang van de vennootschap. Het vetorecht blijft evenwel van groot belang voor de minderheidsaandeelhouders en zal in de meeste gevallen een grote rol blijven spelen en gewoon rechtsgeldig zijn indien dit is afgesproken in de overeenkomst. Net zoals het al sinds de Oude Romeinen een rol speelt.

Voor een minderheidsaandeelhouder is het dus goed om in een aandeelhoudersovereenkomst een vetorecht op te nemen.

Heeft u een vraag over dit onderwerp of over ondernemingsrecht? Neem dan gerust contact op met een van onze ondernemingsrecht specialisten.  Wij helpen u graag verder! 

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Teams vergadering met een joint? Dat pakte niet goed uit

Teamvergadering joint nekklachten

In een recente uitspraak vroeg een werknemer om vernietiging van zijn ontslag op staande voet. Wat was de reden voor het ontslag? 

De managing director van de Nederlandse vestiging van Pentagon besloot om tijdens een Teams-vergadering een joint thuis op te steken. Op het moment dat de joint werd opgestoken, ging zijn camera onbewust aan, waardoor de aanwezige collega’s hem met de joint zagen. Als eerst beweerde de werknemer dat het eigenlijk ging om een sigaar, maar gaf toen toe dat het om een joint ging  en deed  vervolgens het incident af als een "domme fout".

Dat de werknemer een fout heeft gemaakt, daar was de kantonrechter het mee eens. Bij werkgever gold een zero tolerance beleid ten aanzien van alcohol en drugs. Dit beleid staat in het personeelsreglement wat bij werknemer bekend was of dat in ieder geval had moeten zijn.

Werknemer gaf aan dat hij wegens hevige nekklachten in privétijd wel eens cannabis gebruikt en dat hij pas van plan was om na de vergadering de joint te gaan roken. Dit doet niets af aan het feit dat er tijdens werktijd drugs is gebruikt. Bovendien had deze werknemer een senior positie. Sterker nog, bij de mededeling van het ontslag op staande voet blijkt dat hij "the most senior management position of our company in the Netherlands" bekleedde. Dit gaat uiteraard gepaard met een voorbeeldrol binnen de organisatie. Het getoonde gedrag van werknemer gaf blijk van onvoldoende respect richting zijn collega’s.  

Het oordeel van de kantonrechter is dan ook duidelijk: het ontslag op staande voet was terecht. De schending van de bedrijfsregels gaan niet in rook op, zelfs niet in een online meeting en zelfs niet als dit vanuit een thuiswerkplek is.  

Wat kunnen we hiervan leren? 

Leg uw beleid vast en handhaaf een zero tolerance beleid, want dan kan er geen discussie over ontstaan. Bij vragen kunt u altijd contact opnemen met onze Arbeidsrecht specialisten: Tessa SipkemaElke Hofman-BijvankDennis Oud of Tim van Riel.

U vind de link naar de uitspraak hier

Blijf juridisch op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief