
Precies 5 jaar geleden stond de wereld op zijn kop. De eerste maatregelen omtrent de Covid-19 periode werden toen genomen door de overheid. Bedrijven moesten sluiten en iedereen moest in quarantaine. Gelukkig kunnen we stellen dat deze tijd achter ons ligt, maar in hoeverre speelt Covid-19 nog steeds een rol in het geval van bestuurdersaansprakelijkheid? In een interessant artikel, dat in het navolgende wordt samengevat, doen mr. L.A. van der Werf en mr. R.J.H. Berghuis onderzoek naar uitspraken van rechters in hoeverre bestuurders hun bestuurdersaansprakelijkheid kunnen verwerpen door een beroep te doen op de Covid-19 crisis wanneer hun onderneming failliet is gegaan.[1]
Eerst wordt kort uiteengezet hoe je als bestuurder aansprakelijk kunt worden gehouden en vervolgens wordt kort ingegaan op het onderzoek in hoeverre rechters het “Covidverweer” vandaag (nog) accepteren.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In het geval van een faillissement kan een bestuurder op twee manieren aansprakelijk worden gehouden. Allereerst door de curator op grond van art. 2:248 BW en daarnaast door derden op grond van art. 6:162 BW.
In het geval van art. 2:248 BW moet de curator aantonen dat er sprake is van een boedeltekort in tijde van faillissement en dat dit het gevolg is van het onbehoorlijk handelen van de bestuurder. De maatstaf hiervoor is dat geen redelijk denkend bestuurder, onder dezelfde omstandigheden, op dezelfde wijze zou hebben gehandeld. Onvoorzienbare omstandigheden dienen hierbij buiten beschouwing gelaten te worden. Daarnaast moet de bestuurder weten dat schuldeisers door zijn handelen zouden worden benadeeld. Indien een bestuurder zijn boekhoud- of administratieverplichting niet is nagekomen, wordt dit vermoed de reden te zijn van het faillissement en dat de bestuurder dus onbehoorlijk heeft gehandeld.
In het geval van art. 6:162 BW moet de bestuurder een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt. Hiervoor is de Beklamel-norm relevant. Dit houdt in dat er sprake is van een ernstig verwijt indien de bestuurder bij het aangaan van een overeenkomst wist, of behoorde te weten, dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en ook niet genoeg verhaal kon bieden indien hieruit schade zou ontstaan.
Door de Covid-19 crisis gingen veel ondernemingen failliet, waarbij de bestuurder soms aansprakelijk werd gehouden. In hoeverre kon corona als excuus gebruikt worden om aansprakelijkheid te vermijden?
Jurisprudentie onderzoek
Mr. L.A. van der Werf en mr. R.J.H. Berghuis hebben rechtspraak tussen 2020 en 2024 geanalyseerd om helder te krijgen in hoeverre rechters meegingen met een covidverweer. In totaal zijn er 18 relevante uitspraken gewezen in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid waarbij een covidverweer is gevoerd. In deze uitspraken moesten de bestuurders dus aantonen dat corona de voornaamste reden is geweest voor het faillissement.
Er zijn 12 uitspraken gewezen in het kader van een vordering op grond van art. 2:248 BW en 6 uitspraken in het geval van art. 6:162 BW.
In de 12 uitspraken in het kader van art. 2:248 BW ging het dus om een curator die de bestuurder aansprakelijk stelt voor het onbehoorlijk handelen. Uiteindelijk is de rechter slechts in 1 geval meegegaan met het covidverweer. Het faillissement van deze onderneming vond namelijk plaats tijdens de eerste lockdown, toen de overheid nog geen steunmaatregelen had aangeboden. Daarnaast oordeelde het hof dat de curator de aansprakelijkheid niet mocht baseren op relevante informatie die pas ná de lockdown bekend werd gemaakt. In de overige uitspraken speelde corona wel een rol, maar was het niet de voornaamste reden voor het faillissement. Sommige ondernemingen hadden bijvoorbeeld al belastingschulden, waardoor de rechters oordeelde dat de coronacrisis hier niet een doorslaggevende rol in speelde. Het feit dat er een crisis was, betekende dus niet dat dit zomaar als excuus gebruikt kon worden.
De overige 6 uitspraken gingen nader in of de bestuurder een ernstig verwijt kon worden gemaakt en of daardoor derden de bestuurder aansprakelijk konden stellen in het geval van faillissement. De lat voor deze maatstaf ligt hoog en wordt dus niet vaak aangenomen door de rechter. Het covidverweer slaagde in 5 van de 6 gevallen. Uit het onderzoek blijkt dat een beroep op een ernstig verwijt heel sterk afhangt van de omstandigheden van het geval en met het oog op de crisis niet snel wordt aangenomen dat sprake is van een ernstig verwijt. Er wordt in iedere uitspraak per geval gekeken naar de gevolgen van corona en of de onderneming daadwerkelijk niet meer aan haar verplichtingen kon voldoen. Daarnaast worden ook algemene omstandigheden meegenomen, zoals dat de webwinkels bijvoorbeeld populairder werden. Mr. L.A. van der Werf en mr. R.J.H. Berghuis concluderen dat al deze algemene omstandigheden ook een grote rol spelen tijdens het bepalen of er sprake is van een ernstig verwijt.
Conclusie
Met het oog op het feit dat in tijde van de coronacrisis veel ondernemingen failliet zijn gegaan, valt het op dat corona niet vaak als reden is gebruikt voor het faillissement. Er zijn slechtst 18 publiceerde uitspraken waarin het covidverweer echt centraal stond. Daarnaast staan de uitkomsten van de twee vormen van aansprakelijkheid tegenover elkaar. Waarbij een covidverweer in het geval van onbehoorlijk handelen niet slaagt, slaagt deze wel wanneer er moet worden beoordeeld of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. In beide gevallen kan in ieder geval wél worden geconcludeerd dat het erg casuïstisch van aard is en dat bestuurders goed moeten aantonen dat ze hun administratie goed op orde hebben.
5 jaar later voelen veel ondernemingen nog steeds een nasleep van de coronacrisis. Een beroep op de crisis om aansprakelijkheid te voorkomen zal echter steeds minder kans hebben van slagen. Laten we ook hopen dat een beroep op dit verweer niet meer nodig is in de toekomst.
Heeft u toch hulp nodig in het geval van een bestuurdersaansprakelijkheid of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen; onze Ondernemingsrecht advocaten zullen u altijd te hulp staan!\
[1] L.A. van der Werf en mr. R.J.H. Berghuis, “Bestuurdersaansprakelijkheid en Covid-19. Gaat het ‘covidverweer’ (nog) op?, Tijdschrift voor Curatoren, 2024, nr. 6.