Direct een advocaat nodig? Bel: +31 10 220 44 00

Of e-mail en ontvang binnen 24 uur een antwoord

Header mvo 1 scaled

Nieuws

De haij & van der wende advocaten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Padel: net zo populair bij de buurt als bij de liefhebbers?🎾

Padelbaan

Padel is hot onder het sportende publiek. Alhoewel de padelbanen als paddenstoelen uit de grond schieten, is het nog altijd vechten om een baan te kunnen reserveren. Ondanks dat padel bij het grote publiek snel aan populariteit wint, klagen omwonenden steeds vaker over overlast of proberen ze de komst van nieuwe banen tegen te gaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet dan ook steeds vaker oordelen over de wenselijkheid en toelaatbaarheid van nieuwe padelverenigingen. 

Ook deze week zijn weer twee nieuwe uitspraken verschenen waarin de Afdeling oordeelt over de komst én de mogelijke uitbreiding van padelverenigingen. Bij de ene uitspraak werd geoordeeld dat de gemeente juist had gehandeld, terwijl de gemeente bij de andere uitspraak juist op de vingers werd getikt.  

Allereerst de uitspraak van 27 januari 2025. De raad van de gemeente Maashorst heeft een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, dat een multifunctionele sportaccommodatie mogelijk maakt. Verzoeker is het niet eens met de vaststelling van dit bestemmingsplan, omdat hij vreest voor nadelige effecten van (met name) het geluid van de twee padelbanen op zijn woon- en leefomgeving. De Afdeling oordeelt dat in dit geval het gemotiveerde standpunt van de raad, dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat behouden zal blijven, gevolgd kan worden. De verzoeker heeft onvoldoende aangetoond dat dit niet het geval zou zijn. De raad heeft immers ook een geluidrapport overgelegd en de Afdeling zag geen aanleiding om aan dit rapport te twijfelen. 

In de andere uitspraak van 29 januari 2025, oordeelde de Afdeling anders. De Afdeling moest zich hier buigen over de vraag of de planregels in het vastgestelde bestemmingsplan “Woongebieden Kom Uden” wel streng genoeg waren voor wat betreft het realiseren van nieuwe padelbanen. Op gronden met de bestemming “Recreatie” mogen namelijk onbeperkt nieuwe padelbanen worden gerealiseerd, althans hier is geen beperking over opgenomen. Appellanten vrezen dan ook voor aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij voeren aan dat de raad geen nieuw akoestisch onderzoek heeft gedaan, voordat dit nieuwe bestemmingsplan werd vastgesteld. De Afdeling oordeelt dat de raad het bestemmingsplan op dit punt niet heeft kunnen vaststellen, zonder een nieuw akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting door het beoefenen van padel binnen het gehele sportcomplex uit te laten voeren. Het bestemmingsplan kan daarom op dit punt geen stand houden. 

Dit zijn twee voorbeelden van uitspraken waarin padelbanen de hoofdrol spelen. Over het algemeen zien de procedures die worden gestart vooral op de aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidsoverlast. Echter, als er door de gemeente zorgvuldig naar wordt gekeken en de aanvrager een en ander zorgvuldig voorbereid, in overleg met de omgeving, is er vaak veel mogelijk. 

Heeft u dienaangaande vragen? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Vereenzelviging als mogelijk redmiddel?

Vereenzelviging 2.0

Na lang procederen komt er eindelijk een vonnis waarin u in het gelijk wordt gesteld. De wederpartij dient uw vordering te betalen. Maar nu blijkt wanneer u het vonnis ten uitvoer wil gaan leggen, dat de rechtspersoon leeg is (en geen activa meer heeft). Er valt niets te verhalen bij de wederpartij, waardoor het vonnis in beginsel onbruikbaar is. U constateert vervolgens dat er een andere vennootschap is opgericht door feitelijk dezelfde personen met feitelijk dezelfde activiteiten. Dit voelt natuurlijk een beetje krom.

Toch bestaat er een kans om de vordering te verhalen indien de wederpartij een lege rechtspersoon is. Dit kan mogelijk via vereenzelviging. Vereenzelviging houdt in dat er een nieuwe rechtspersoon is opgericht die eigenlijk de volledige identiteit van de andere rechtspersoon heeft overgenomen en daarbij ook dezelfde gedragingen verricht. Vaak wordt de tweede rechtspersoon opgericht om schuldeisers te benadelen, omdat deze schuldeisers in beginsel geen vordering hebben op de nieuw opgerichte rechtspersoon. Daarbij verdient wel de opmerking gemaakt te worden dat vereenzelviging niet van toepassing is bij een doorstart bij faillissement. Het oprichten van een nieuwe rechtspersoon is namelijk in theorie natuurlijk niet verboden, maar indien dit wordt gedaan om aansprakelijkheid te voorkomen, bestaan er regels om de schuldeisers te beschermen. Bij vereenzelviging wordt het identiteitsverschil weggedacht, waardoor de vordering die in beginsel op de lege rechtspersoon moet worden verhaald, nu verhaald kan worden op de nieuw opgerichte rechtspersoon.

Om aan te tonen dat er sprake is van vereenzelviging, dient men aan te tonen dat er sprake is van verwevenheid. Denk hierbij aan dezelfde bedrijfstak, dezelfde klanten, dezelfde werkwijze, dezelfde overeenkomsten, etc. Daarnaast is de oprichting van de nieuwe rechtspersoon vaak gelijktijdig met een juridische procedure of net vlak daarvoor. Een andere voorwaarden is dat de activa en andere inkomsten van de oude rechtspersoon, nu in de nieuw opgerichte rechtspersoon zitten. In het zogenaamde Rainbow-arrest is bepaald dat de nieuwe rechtspersoon aansprakelijk kan worden gehouden voor bijvoorbeeld een niet tenuitvoergelegd vonnis indien de nieuwe rechtspersoon een voortzetting is van de oude rechtspersoon en dat met de oprichting ervan beoogd is schuldeisers te benadelen.

Dit klinkt echter makkelijker dan het is, want hoe bepaal je nu concreet of er sprake is van vereenzelviging (en dus eenzelfde identiteit)?

Door heel veel onderzoek te doen! Al is dit makkelijker gezegd dan gedaan. Door naar verschillende aspecten te kijken, kun je concluderen of er sprake is van verwevenheid. Bijvoorbeeld het vergelijken van de websites van de verschillende rechtspersonen, gebruikte overeenkomsten en welke bedrijfsactiviteiten beide rechtspersonen voeren. In de Kamer van Koophandel kun je verder kijken naar het moment van oprichting  en de jaarrekeningen van beide rechtspersonen en deze met elkaar vergelijken. Komen al deze aspecten vrij identiek overeen? Dan kan worden gesproken van verwevenheid. Kortom, het is van belang om de kwestie grondig onder de loep te nemen.

Al met al is vereenzelviging lastig te bewijzen, maar zeker niet onmogelijk. Zo hoeft de schuldeiser toch niet met lege handen te staan indien hij aanklopt bij een lege BV.

Advies over vereenzelviging of heeft u problemen met een niet betalende partij? Neem dan contact op met een van onze Ondernemingsrecht specialisten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Kan een bestuursorgaan de beslistermijn opschorten? Niet zonder toestemming!

Bestuursorgaan beslistermijn 2.0

Door druktes bij veel (lagere) overheden, komt het helaas steeds vaker voor dat een bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn een beslissing kan nemen op uw aanvraag. Daardoor kan het voorkomen dat u lang moet wachten totdat u een beslissing op, bijvoorbeeld, uw vergunningaanvraag krijgt. Wat veel burgers en bedrijven niet weten, is dat bestuursorganen de zogenaamde beslistermijnen ook kan opschorten, bijvoorbeeld wanneer de aanvrager extra stukken moet aanleveren voor de aanvraag. De vraag is of een bestuursorgaan dit uit eigen beweging kan doen, of dat zij hiervoor de toestemming van de aanvrager nodig heeft.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover geoordeeld in haar uitspraak van 15 januari 2025. De Afdeling oordeelt dat et bestuursorgaan de beslistermijn enkel kan opschorten als de aanvrager daarmee akkoord gaat, dit schriftelijk is bevestigd en dit is gebeurd voor de beslistermijn is verlopen. Dit blijkt uit artikel 4:15 lid 2, aanhef en onder a, van de Awb.

Omdat het bestuursorgaan in deze zaak niet had voldaan aan de hierboven genoemde vereisten, was niet voldaan aan de voorwaarde voor opschorting van de beslistermijn, waardoor de beslistermijn bleef doorlopen en uiteindelijk de beslistermijn is verlopen zonder dat een beslissing is genomen. Onder de oude wetgeving betekende dit dat de omgevingsvergunning voor rechtswege was verleend. Onder de nieuwe wetgeving is deze mogelijkheid komen te vervallen, waardoor een omgevingsvergunning niet kan worden verleend, enkel door het verlopen van de beslistermijn.

Wat kan u dan wel doen tegen een te late beslissing? Bij het verlopen van de beslistermijn kunt u het bestuursorgaan in gebreke stellen en dwangsommen vorderen. Hoe dit in zijn werk gaat, heb ik besproken in mijn vorige blog, waarin ik tevens in ga op de mogelijkheid om zo’n ingebrekestelling via de elektronische weg te versturen. 

Heeft u vragen over de mogelijkheid tot het opschorten of verlengen van die termijn of over een ingebrekestelling wegens niet tijdig beslissen? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U vind de link naar de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Komt er een maximumtermijn voor uitzending?⏰

Controle contract (2)

De ontwikkelingen in arbeidsrechtland blijven elkaar in rap tempo opvolgen. Op dit moment liggen onder andere het wetsvoorstel modernisering van het concurrentiebeding, Wet personeelsbehoud bij crisis en last but not least de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoedens (Wet VBAR) nog op de plank. Het lijkt erop dat aan deze drang tot herziening voorlopig nog geen einde is gekomen. Minister Van Hijum heeft namelijk aangekondigd dat er in 2025 een wetsvoorstel zal worden geïntroduceerd waarbij een maximumtermijn van 36 maanden voor uitzendarbeid wordt ingevoerd. Na deze periode moet de inlenende organisatie de uitzendkracht een aanbod doen om met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst te treden. Hiermee wordt aangesloten bij de ketenbepaling voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.  

Dit voornemen tot nieuw beleid is gebaseerd op adviezen van de Landsadvocaat. Kort door de bocht gaf hij de minister drie mogelijke beleidsvarianten:

  1. Het vaststellen van een harde maximumtermijn in de wet
  2. Het werken met een open norm in de wet
  3. Een weerlegbaar rechtsvermoeden

De minister koos voor optie 1, niet zozeer omdat dit de beste optie was, maar de minst slechte. Eén van de redenen waarom de keuze niet is gevallen op optie 2 of 3 is dat de werknemer in die situatie alsnog naar de rechter moet stappen.

De achterliggende doelstelling is de Nederlandse wetgeving in lijn brengen met de Europese Uitzendrichtlijn. Het is altijd de bedoeling geweest dat uitzending tijdelijk zou zijn, echter wordt dit in Nederlandse wetgeving onvoldoende gewaarborgd en kan de rechter amper optreden tegen eventueel misbruik. Het doel is dus om rechtsgelijkheid en zekerheid te waarborgen, terwijl er voldoende flexibiliteit blijft om uitzendkrachten in te zetten.

Wat betekent dit voor uitzendondernemingen?

Hoewel er nog geen definitief wetsvoorstel is, is het voor nu vooral belangrijk om de ontwikkelijken goed te blijven monitoren. Een punt wat hierbij in het oog springt is hoe dit zal worden  vormgegeven in het licht van artikel 9a lid 2 Waadi. Moet de inlener nog steeds een vergoeding betalen aan het uitzendbureau wanneer de uitzendkracht in dienst treedt bij de inlener, zelfs als de inlener na 36 maanden verplicht is de uitzendkracht een aanbod tot vaste aanstelling te doen?

Het zijn allemaal vragen die opkomen, maar het kabinet lijkt vastberaden deze weg in te slaan en kritiek vanuit de ABU en de NBBU in de wind te slaan..

Mocht u hierover advies willen, neem dan contact op met Dennis Oud, Elke Hofman-Bijvank, Tessa Sipkema of Tim van Riel.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Het zwaarwegend belang: het concurrentiebeding onder de loep 🔎

Concurrentiebeding contract

Recent heeft de rechtbank Midden-Nederland nog weer eens het zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding benadrukt. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldeed aan de motiveringsplicht.

Een werkgever moet bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd duidelijk en specifiek onderbouwen waarom een concurrentiebeding, een relatiebeding of een anti-ronselbeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. Een algemene opsomming die voor iedere onderneming kan gelden, is daarvoor in beginsel niet voldoende.  Waar moet de motivering dan onder meer aan voldoen? De kantonrechter geeft aan dat het moet gaan om:

  • het belang van werkgever bij de instandhouding van het beding;
  • het beding moet echt zijn gericht op de functie van die werknemer en de werkzaamheden binnen die functie;
  • de specifiek te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en ervaring van werkgever moet worden vermeld, waarmee het bedrijfsdebiet van werkgever daadwerkelijk in gevaar komt als werknemer zich niet aan het beding houdt.

In deze zaak was het concurrentiebeding gebaseerd op een algemene opsomming van belangen zonder specifieke afweging met betrekking tot de functie en werkzaamheden van de werknemer. De kantonrechter benadrukte dat een concreet verband met zwaarwegende bedrijfsbelangen nodig is om dergelijk beding te rechtvaardigen. Het bedrijfsdebiet van de werkgever moet dus daadwerkelijk in gevaar zijn als de ex-werknemer bij een concurrent in dienst treedt. In onderhavige zaak had werkgever dus niet voldaan aan haar motiveringsplicht, aangezien niet is gebleken van een aantasting van het commerciële bedrijfsdebiet van werkgever. Hierdoor was het beding nietig.

Let er dus goed op dat er een verschil is in het rechtsgevolg. Als het beding goed is gemotiveerd en het bovenstaande erin is vermeld, maar een kantonrechter overweegt dat de belangen van een werknemer zwaarder wegen bij het niet in stand houden van het beding, dan de belangen van werkgever bij de instandhouding, dan is het beding (geheel of gedeeltelijk) vernietigbaar. Daar moet een werknemer een beroep op doen. Als het beding niet goed is gemotiveerd en daarmee feitelijk niet aan de vereisten voldoet, dan is het beding nietig en dus niet rechtsgeldig.

Het zwaarwegende belang is voor nu alleen van toepassing bij een concurrentie-, relatie en/of anti-ronselbeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hier wil de overheid verandering in brengen. Met het wetsvoorstel Modernisering van het concurrentiebeding wil de overheid onder andere:

  • de duur van het concurrentiebeding beperken;
  • het opnemen van een geografisch bereik wordt verplicht;
  • een vergoeding voor werknemers die gehouden worden aan het beding; en
  • Het zwaarwegend bedrijfs- en of dienstbelang voor het beding moet worden gemotiveerd in alle arbeidsovereenkomsten. Dit geldt dan dus zowel voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde – en onbepaalde tijd.

Deze veranderingen hebben als doel het evenwicht te verbeteren: werkgevers moeten hun bedrijfsbelangen beschermen, maar werknemers moeten ook de vrijheid hebben om hun carrière voort te zetten.

Dit wetsvoorstel ligt nu op de plank voor januari 2026, dus u heeft nog  even de tijd om eens goed te kijken naar uw concurrentiebeding, relatiebeding en/of anti-ronselbeding en vergeet daarbij vooral het zwaarwegende bedrijfsbelang niet.

Mocht u twijfelen of uw concurrentiebeding, relatiebeding en/of anti-ronselbeding juridisch houdbaar is. Neem dan contact op met Dennis Oud, Tessa Sipkema, Tim van Riel of Elke Hofman-Bijvank.

U vind de link naar de uitspraak hier.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Het vereenvoudigde bewijsrecht is van toepassing sinds 1 januari 2025 ⚖️

Vrouwe Justitia

Per 1 januari jl. is een nieuwe wet ingegaan om het bewijsrecht in civiele procedures te vereenvoudigen en te moderniseren (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht). Het bewijsrecht is ervoor zodat partijen in civiele procedures hun stellingen bij dagvaarding, verweer of andere stukken kunnen onderbouwen. Dit kan onder andere door schriftelijke stukken, deskundigenrapporten of getuigenverklaringen in te leveren. Het vernieuwde bewijsrecht kan in verschillende onderwerpen worden toegelicht. Het nieuwe bewijsrecht is van toepassing op procedures die ná 1 januari 2025 worden gestart. Maar wat is er nu precies veranderd vanaf 1 januari? De belangrijkste veranderingen zullen hier kort worden uiteengezet.

Voorlopige bewijsverrichtingen

Dankzij de nieuwe wet wordt het mogelijk gemaakt dat partijen voorafgaand aan de procedure (dit kan zelfs voordat de zaak is ingeschreven op de rol) de rechter kunnen verzoeken om meerdere bewijsverrichtingen te bevelen. Eerder moest er voor iedere bewijsverrichting een apart verzoek worden ingediend, bijvoorbeeld als een partij deskundigen wilde horen of tot inzage van bepaalde documenten. Om de efficiëntie te vergroten zorgt art. 197 Rv-nieuw ervoor dat de verzoeken gecombineerd kunnen worden. Indien je dus een deskundige wil horen en inzage wil van documenten, kan dat in één verzoek.

Inzagerecht

De nieuwe wet zorgt ervoor dat het inzagerecht wordt verduidelijkt door de wet aan te vullen. Eerder was tussenkomst van een rechter noodzakelijk om stukken in te zien. Partijen kunnen nu zonder tussenkomst van een rechter ook aanspraak maken op de inhoud van verschillende documenten. Daarnaast is het vanaf 1 januari mogelijk om het inzagerecht toe te passen wanneer stukken bij derden liggen die geen partij zijn bij het geschil.

Getuigen- en deskundigenbewijs

Op de beperking van de bewijslast in het geval van partijgetuigen bestaat al langere tijd kritiek. Dit ziet voornamelijk op het feit dat eerder een verklaring van een partij op wie de bewijslast rust geen bewijs in haar voordeel kon opleveren, tenzij deze aanvulling onvolledig bewijs probeerde aan te vullen. De nieuwe wet beoogt dit weg te nemen om deze beperking af te schaffen. Verklaringen die een partij ter zitting heeft gedaan kunnen vanaf 1 januari aan het vrije oordeel van de rechter worden toevertrouwd. 

Rol van de rechter

In de praktijk was de rechter al vrij actief in het kader van waarheidsvinding. Dit uitte zich bijvoorbeeld in het feit dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling mogelijke argumenten met partijen mocht bespreken en daarbij het debat actief bij sturen. Dit werd dus eigenlijk altijd al gedaan, maar deze actieve rol van de rechter wordt nu ook daadwerkelijk gecodificeerd. Zo staat er nu in de wet dat de rechter actief met partijen hun vordering, verzoek of verweer mag bespreken.

Conservatoir bewijsbeslag en proces-verbaal.

Uit de jurisprudentie bleek al eerder dat het mogelijk was dat een partij bewijs veilig kon stellen door de deurwaarder conservatoir bewijsbeslag te leggen. Eerder was dit alleen wettelijk geregeld voor IE-zaken. Verder kan er worden verzocht dat de deurwaarder een proces-verbaal kan opstellen om een objectieve beschrijving te geven van de feiten en omstandigheden die de deurwaarder aantreft. Dit wordt gezien als een authentieke akte en heeft daardoor dwingende bewijskracht. De rechter dient dus af te gaan op dit proces-verbaal.

Dit is een korte samenvatting van de nieuwe wetswijziging die vanaf 1 januari 2025 geldig is in Nederland voor civiele procedures. Heeft u een vraag met betrekking tot het bewijsrecht of wilt u advies over een (civiele) procedure die u heeft, neem dan contact met ons op.

Blijf juridisch op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief