Direct een advocaat nodig? Bel: +31 10 220 44 00

Of e-mail en ontvang binnen 24 uur een antwoord

Header mvo 1 scaled

Nieuws

De haij & van der wende advocaten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Handhavingsverzoek ingetrokken, maar toch recht op dwangsom wegens overschrijding

Hamer euro

Wanneer een bestuursorgaan te lang doet over het nemen van een besluit, en daarmee de zogenaamde beslistermijn wordt overschreden, kunnen belanghebbenden van dat bestuursorgaan een dwangsom vorderen. In de zaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die in deze blog wordt besproken, was echter discussie ontstaan over de vraag of het bestuursorgaan die dwangsom nog steeds verschuldigd is, als zij geen besluit meer hoeft te nemen. 

Dat zat zo: een belanghebbende had een handhavingsverzoek ingediend. Daar heeft het bestuursorgaan niet tijdig op beslist. De belanghebbende heeft daarom een ingebrekestelling ingediend en verzocht om betaling van een dwangsom. Daarna heeft de belanghebbende het handhavingsverzoek ingetrokken, maar het bestuursorgaan wél verzocht om een besluit te nemen over de ingebrekestelling en de dwangsom. Het bestuursorgaan was van mening dat de dwangsom niet meer verschuldigd was, omdat het handhavingsverzoek was ingetrokken. 

De Afdeling was het daar niet mee eens. Zij oordeelde dat het bestuursorgaan de dwangsom moest betalen voor de periode tussen het verlopen van de termijn van de ingebrekestelling en de intrekking van het handhavingsverzoek. Reden daarvoor is dat de intrekking van het handhavingsverzoek er niet voor zorgt dat de belanghebbende niet met terugwerkende kracht als belanghebbende bij het besluit op het handhavingsverzoek kan worden aangemerkt. Oftewel: de belanghebbende was zowel vóór als ná de intrekking van het handhavingsverzoek belanghebbende. 

In de praktijk kunt u vaker recht hebben op betaling van een dwangsom door een bestuursorgaan dan u misschien denkt. Heeft u vragen over het vorderen van een dwangsom na het verlopen van de beslistermijn? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman

U leest de uitspraak hier.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Succesvolle ontbijtsessie ondernemingsrecht bij Golfclub Capelle: "Contracteren in de moderne tijd"

Ontbijtsessie ondernemingsrecht

Vanochtend vond onze ontbijtsessie “Contracteren in de moderne tijd” plaats op de mooie locatie van Golfclub Capelle en wat was het een geslaagde ochtend!

Rond de klok van 07.20 uur ontvingen wij diverse klanten uit verschillende branches met een warm welkom, een kopje koffie en/of thee en natuurlijk een heerlijk uitgebreid vers ontbijt.

Om 8.00 uur ging de sessie van start. Lennart Hordijk opende de ochtend, waarna Erwin den Hartog en Iris Keemink het stokje overnamen. Samen gingen zij in op de ontwikkelingen rondom het aangaan van overeenkomsten in deze digitale tijd. Daarbij kwamen onderwerpen aan bod als de bewijskracht in de rechtszaal, het omgaan met digitale bronnen, en de vraag of het gebruik van AI bij contracten slim of juist risicovol is.

De sfeer was open en er werden wat vragen gesteld. De tijd ging snel voorbij en de sessie liep een klein beetje uit, wat maar weer liet zien hoe relevant en interessant het onderwerp was.

Wij kijken terug op een inspirerende en goed bezochte ochtend met een smakelijk ontbijt en enthousiaste deelnemers.

Dank aan iedereen die erbij was en natuurlijk aan Golfclub Capelle voor de gastvrije ontvangst! 

Mocht u vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met onze ondernemingsrecht specialisten

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Let op: urenregistratie cruciaal om hoge boetes te voorkomen🕐

Urenregistratie

De Rechtbank Rotterdam oordeelde onlangs dat een (horeca-)werkgever forse boetes kreeg opgelegd wegens het ontbreken van een deugdelijke urenadministratie.  De minister had aanvankelijk voor in totaal € 51.250,00 aan boetes opgelegd, maar de rechtbank matigde dit uiteindelijk tot € 30.000,00 (€ 22.500,00 voor de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en € 7.500,00 voor de Arbeidstijdenwet).

Veel werkgevers denken dat arbeidsovereenkomsten, loonstroken en volstaan. Deze uitspraak laat zien dat dit niet genoeg is. De Arbeidstijdenwet vereist dat per werknemer de daadwerkelijke begin- en eindtijden en pauzes worden geregistreerd, zodat bij een eventuele controle door de Inspectie, kan worden gecontroleerd of bijvoorbeeld de regels rond arbeidstijden en rust worden nageleefd en of het minimumloon wordt betaald. De zaak werd lastiger omdat werknemers bij de Inspectie aangaven soms langer of korter te werken dan hun vaste rooster. Daardoor kon de Arbeidsinspectie niet nagaan wat de echte werktijden waren en ook niet of het minimumloon en de vakantiebijslag correct waren betaald. Het ontbreken van de registratie komt volledig voor rekening en risico van de werkgever. Alleen in bijzondere gevallen geldt een uitzondering, bijvoorbeeld voor werknemers van 18 jaar en ouder die minstens driemaal het minimumloon verdienen.

Voor werkgevers is dit een belangrijk signaal: een goede en controleerbare urenregistratie is essentieel om sancties te voorkomen. Dit geldt vooral voor werkgevers in de horeca of andere sectoren waar de hoogte van het loon (met of zonder cao) niet veel afwijkt van het minimumloon en waar de Arbeidsinspectie vaker dan in andere sectoren controleert. Een arbeidsovereenkomst of rooster is niet voldoende bewijs; het gaat erom dat in de praktijk kan worden aangetoond hoeveel uur daadwerkelijk is gewerkt en wanneer rust is genoten. Denk aan urenregistratie apps, speciale software of (digitale) prikklokken.

Bezoek van de Inspectie gehad en vrees voor een boete? Bel dan een van onze Arbeidsrechtadvocaten, Dennis Oud, Elke Hofman of Tessa Sipkema voor advies.

U leest de uitspraak hier.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Onterecht geen rekening gehouden met bouwplan bij vaststelling van bestemmingsplan🏠

Bouwplan

Een bestemmingsplan bepaalt welk gebruik is toegestaan op die percelen door middel van het toekennen van bestemmingen. In sommige gevallen kan de raad de bestemming van een perceel wijzigen, bijvoorbeeld omdat een bepaald gebruik al jaren niet meer wordt uitgevoerd, of juist omdat een nieuw gebruik wenselijk is. Dat die bestemmingswijziging niet altijd gaat zoals gehoopt, blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 september 2025.

De zaak ging over de wijziging van de bestemming van een perceel, waarbij de bedrijfswoning werd omgezet naar een burgerwoning (met een aangepast kavel). Bij de aankoop van de woning hadden de verkoper en de koper afgesproken dat de verkoper zorg zou dragen voor een bestemmingsplanherziening. Het perceel had namelijk een agrarische bestemming, waarvan de bedrijfswoning enkel ten behoeve van het bedrijf mocht worden bewoond.

De verkoper sloot een anterieure overeenkomst met de gemeente om de bestemmingswijziging te bewerkstelligen. De kopers deelden het bouwplan met de gemeente, inclusief maatvoering. Bij vaststelling van het bestemmingsplan bleek echter dat de raad geen rekening had gehouden met het bouwplan van de kopers, en zowel voor de woning als de tuin een te klein oppervlakte was opgenomen. Zowel de verkoper als de kopers gingen daarom in beroep.

De raad stelde in eerste instantie dat geen vergunningaanvraag of verzoek tot vooroverleg was ingediend door kopers, en dat een kleiner oppervlakte voor de woning en tuin daarom toelaatbaar was. Tijdens de zitting stelde zij echter ook dat het bouwplan concreet genoeg was en tijdig door de kopers kenbaar was gemaakt. De Afdeling oordeelde uiteindelijk dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte geen rekening was gehouden met het bouwplan van kopers en hun belangen ten onrechte niet waren meegenomen in de belangenafweging. Het bestemmingsplan had daarom niet op deze manier vastgesteld mogen worden.

De kern van deze uitspraak is, dat wanneer een bouwplan voldoende concreet is en tijdig is gedeeld met de gemeente, hier in beginsel rekening mee moet worden gehouden bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

U leest de uitspraak van de Raad van State hier.

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Gebruik onjuiste wetgeving door de rechtbank gepasseerd op grond van artikel 6:22 Awb

Omgevingsvergunning

Door de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is er het tegenwoordig vaak verwarring over welke wetgeving nu precies van toepassing is op een besluit: de oude of toch de nieuwe?

De hoofdregel is dat de Omgevingswet van toepassing is op besluiten die vanaf 1 januari 2024 zijn genomen. Op deze hoofregel bestaan echter uitzonderingen. Er zijn namelijk gevallen, waarbij de procedure al is begonnen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar het besluit pas na 1 januari 2024 wordt genomen. In die gevallen zorgt het overgangsrecht ervoor dat de oude regelgeving van toepassing is. Bijvoorbeeld,: een vergunningaanvraag is op 31 december 2023 is ingediend, maar er wordt pas op 12 maart 2024 op beslist. De procedure is gestart vóór 1 januari 2024, dus geldt het oude recht.

Dat hier nogal eens fouten mee worden gemaakt, blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 augustus 2025. In deze zaak had het college van de gemeente Noordwijk ten onrechte de Omgevingswet van toepassing verklaard op een last onder dwangsom. Het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom was namelijk al vóór 1 januari 2024 bekend gemaakt. De procedure was dus voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet begonnen, waardoor de oude wetgeving van toepassing moest blijven.

Normaliter is dit een reden om een besluit te vernietigen, maar de rechtbank oordeelde in dit geval anders. In dit geval bevatte de oude en de nieuwe wetgeving namelijk hetzelfde regels voor dit specifieke geval, waardoor de eisers en derden niet benadeeld werden door de fout van het college. De rechtbank oordeelde daarom dat deze fout gepasseerd kon worden met toepassing van artikel 6:22 Awb. Kort gezegd betekent dat, dat de rechtbank de fout negeert en de zaak behandelt alsof die fout niet is gemaakt, omdat niemand last heeft van de fout.

Heeft u vragen over de toepasselijke wetgeving op een door u ontvangen besluit of een vastgesteld bestemmingsplan? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U leest de uitspraak hier

Lennart Hordijk
Lennart hordijk small
Dennis Oud
Dennis rond 200x200
Erwin den Hartog
Erwin rond 200x200
Fleur Huisman
Fleur 1
Petra Lindthout
Petra lindhout pf
Tessa Sipkema
Tessa rond 200x200
Gerard van der Wende
Gerard rond 200x200
Elke Hofman-Bijvank
Elke 1
Bas van der Eijk
Bas advocaat Rotterdam
Tim van Riel
Tim portret
Iris Keemink
Iris portret
De Haij & van der Wende
Logo Haij Wende

Geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel: parkeerdruk mag omgevingsvergunning niet blokkeren🚧

Parkeerdruk

In haar uitspraak van 25 augustus 2025 diende de rechtbank Noord-Holland te beoordelen of appellante een beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel vanwege uitspraken van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar.

Eerst even een korte uitleg over het vertrouwensbeginsel, meer specifiek over wanneer het beginsel van toepassing is. Er moet worden voldaan aan drie voorwaarden. Allereerst moet sprake zijn van een concrete en ondubbelzinnige toezegging, waaruit de burger het gerechtvaardigd vertrouwen kon afleiden. Ten tweede moet de toezegging kunnen worden toegerekend aan het bestuursorgaan. Hiermee wordt voorkomen dat elke uitspraak van een ambtenaar onder het vertrouwensbeginsel kan vallen. Ten derde dient te worden bezien of het in het concrete geval redelijk is om van het bestuursorgaan te vorderen dat gehoor wordt gegeven aan het gewekte vertrouwen. Oftewel, er moet een belangenafweging plaatsvinden tussen de belangen van de burger bij wie het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt, en (onder andere) het algemeen belang.

Dan nu naar de zaak. Appellante had een vergunningaanvraag ingediend voor het verbouwen van een kantoorruimte in 9 appartementen. De aangevraagde omgevingsvergunning werd in eerste instantie verleend, maar na bezwaar van een derde alsnog ingetrokken, omdat de parkeerdruk in de omgeving onevenredig zou toenemen door de nieuwe appartementen. Appellante is vervolgens in beroep gegaan. Zij meende onder meer dat sprake was van strijd met het vertrouwensbeginsel. Het college zou bij haar het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat haar plan kon worden gerealiseerd.

Dat zit zo: vóór het indienen van de vergunningaanvraag, heeft appellante een adviesaanvraag ingediend bij het college. Op die adviesvraag reageerde het college positief, door onder meer te concluderen dat de parkeerdruk in de omgeving niet toe zou nemen. Het college maakte wel het voorbehoud dat andere aspecten en belangen nog moesten worden getoetst en afgewogen en dat daarom nog niet vast stond dat de omgevingsvergunning zou worden verleend.

Volgens appellante heeft het college met de opmerking dat de parkeerdruk niet zou toenemen, bij appellante het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de omgevingsvergunning zou worden verleend en kon de omgevingsvergunning dus niet op die grondslag worden ingetrokken. De rechtbank volgt dit standpunt van appellante. Dat in de reactie op de adviesvraag is aangegeven dat niet vast stond dat de omgevingsvergunning zou worden verleend doet daar niets aan af, omdat dit voorbehoud alleen zag op de "andere aspecten en belangen" en niet op de verkeersdruk. Dat stond immers al vast.

Concreet was dus sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat het college bij appellante het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de verkeersdruk niet in de weg zou staan aan het verlenen van de omgevingsvergunning, maar het college de omgevingsvergunning alsnog op die grond heeft ingetrokken.

Heeft u vragen over het vertrouwensbeginsel, neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.

U leest de uitspraak hier

Blijf juridisch op de hoogte

Meld u aan voor onze nieuwsbrief