











De rechter maakt de kassa op: werknemer of zzp'er?
Werkgevers en opdrachtgevers zullen misschien denken: “Daar gaan we weer…”, maar de vraag wanneer iemand een werknemer is en wanneer een zzp’er blijft de gemoederen bezighouden. Op 11 maart jl. deed de rechtbank Rotterdam de uitspraak na het Uber-arrest op dit gebied – en dat maakt het dus zeker de moeite waard om hier bij stil te staan.
Het gaat in deze uitspraak om een bedrijfsleider van een pannenkoekenrestaurant, die werkzaam was op grond van een overeenkomst van opdracht. Nadat deze bedrijfsleider ervan werd beschuldigd een greep uit de kassa te hebben gedaan, is de samenwerking tussen beiden per direct beëindigd. De vraag die aan de rechter is voorgelegd: kwalificeert de samenwerking tussen partijen als een overeenkomst van opdracht of als een arbeidsovereenkomst?
De rechter past de lijn uit het Uber-arrest één-op-één toe: alle gezichtspunten uit Deliveroo worden beoordeeld in onderlinge samenhang, zonder dat één factor doorslaggevend is. Dit houdt dus in dat er werd gekeken naar de feitelijke uitvoering van de samenwerking en niet alleen naar de papieren afspraken. De conclusie? Deze bedrijfsleider was werkzaam op grond van een overeenkomst van opdracht. Daarbij speelde onder meer een rol:
- dat de bedrijfsleider zelf had aangedrongen op een overeenkomst van opdracht en zelf een overeenkomst daarvoor had aangeleverd;
- dat de bedrijfsleider wekelijks factureerde met een vast uurtarief, inclusief btw;
- dat er geen loonbelasting en premies werden ingehouden, geen loonstroken werden verstrekt en er geen verlof- of functioneringsregeling gold;
- dat de bedrijfsleider was ingeschreven als ondernemer, eerder als zzp’er had gewerkt en na deze opdracht ook;
- dat de bedrijfsleider een aansprakelijkheidsverzekering had afgesloten.
Hoewel deze bedrijfsleider instructies kreeg en een bepaalde mate van inbedding in de organisatie had, woog dit minder zwaar dan het feit dat hij zelf had gekozen voor het werken als opdrachtnemer en zich naar buiten toe ook als zodanig presenteerde. De door de bedrijfsleider ingestelde vorderingen voor een vergoeding vanwege onrechtmatige opzegging, uitbetaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding werden dan ook afgewezen.
Wat betekent dit? Deze uitspraak benadrukt dat de contractuele en feitelijke invulling van de samenwerking cruciaal is. Werkgevers en Opdrachtgevers doen er goed aan om niet alleen duidelijke afspraken te maken, maar deze ook in de praktijk te laten aansluiten op de beoogde samenwerkingsvorm. Want wanneer en rechter moet oordelen, kijkt hij naar het totaalplaatje.
Twijfelt u over de inzet van zzp’ers in uw onderneming? Of wilt u meer weten over de juridische risico’s? Neem dan contact op met Dennis Oud, Elke Hofman of Tim van Riel.
U leest de uitspraak hier