Direct een advocaat nodig? Bel: +31 10 220 44 00
In een eerdere blog ben ik reeds uitgebreid ingegaan op de verhouding tussen de beginselplicht tot handhaving en het evenredigheidsbeginsel. Voor de uitleg van de verhouding tussen deze twee begrippen verwijs ik u naar die blog.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 24 april 2025, die in deze blog wordt besproken, kwam deze verhouding opnieuw ter sprake. Het onderwerp van deze uitspraak was een aan de eiser in deze zaak opgelegde last onder dwangsom wegens het verbouwen van twee stallen zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning. De last hield in dat eiser de stallen moest terugbrengen naar de vergunde situatie. Eiser is in bezwaar en later in beroep gegaan tegen dit besluit van het college en de beslissing op bezwaar, onder meer omdat hij van mening is dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De stallen die worden verbouwd zijn namelijk in 1973 legaal opgericht en mogen dus ter plaatse blijven staan. Met handhavend optreden tegen de bouwwerkzaamheden aan de stallen, het gebruik van de stallen en/of de zonnepanelen die op de daken zijn geplaatst, kan dus niet worden bereikt dat verstening in het buitengebied wordt teruggedrongen. Het college meent daarentegen dat de handhaving vooral ziet op het herstel in de rechtmatige toestand en de naleving van de planologische regels, en dat daarnaast ook sprake is van een handhavingsverzoek van een derde-partij.
De voorzieningenrechter verwijst naar de Harderwijk-uitspraak en oordeelt als volgt. Hoewel de voorzieningenrechter het college kan volgen wat betreft het naleven van de planologische regels, heeft hij wel vraagtekens bij de vraag of handhavend optreden in dit geval evenredig is, met name bij de vraag naar het doel van de handhaving en de noodzaak daarvan. De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat de belangen van de derde-partij niet gediend zijn met het terugbrengen van de stallen in de rechtmatige, vergunde maar ook vervallen staat, omdat de derde-partij enkel wil dat de stallen in hun geheel worden verwijderd. Over het algemeen belang oordeelt de voorzieningenrechter dat de handhaving zojuist heeft plaatsgevonden, die algemene belangen niet dient. Conclusie is derhalve dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom handhavend optreden in dit geval evenredig is.
Heeft u vragen over het evenredigheidsbeginsel en de beginselplicht tot handhaving? Neem dan contact op met Gerard van der Wende of met Fleur Huisman.
U leest de uitspraak hier.
Wij wijzen erop dat de inhoud van onze website (inclusief eventuele juridische bijdragen) uitsluitend bedoeld is voor niet-bindende informatieve doeleinden en niet dient als juridisch advies in strikte zin. De inhoud van deze site kan en mag niet dienen als vervanging van individueel en bindend juridisch advies dat betrekking heeft op jouw specifieke situatie. Alle informatie wordt daarom verstrekt zonder garantie voor juistheid, volledigheid en actualiteit.